herkrijgen

From Wiktionary, the free dictionary
Jump to navigation Jump to search
The printable version is no longer supported and may have rendering errors. Please update your browser bookmarks and please use the default browser print function instead.

Dutch

Etymology

From her- +‎ krijgen.

Pronunciation

  • IPA(key): /ɦɛrˈkrɛi̯ɣə(n)/
  • Audio:(file)
  • Rhymes: -ɛi̯ɣən

Verb

herkrijgen

  1. to regain, to recover possession of

Conjugation

Conjugation of herkrijgen (strong class 1, prefixed)
infinitive herkrijgen
past singular herkreeg
past participle herkregen
infinitive herkrijgen
gerund herkrijgen n
present tense past tense
1st person singular herkrijg herkreeg
2nd person sing. (jij) herkrijgt, herkrijg2 herkreeg
2nd person sing. (u) herkrijgt herkreeg
2nd person sing. (gij) herkrijgt herkreegt
3rd person singular herkrijgt herkreeg
plural herkrijgen herkregen
subjunctive sing.1 herkrijge herkrege
subjunctive plur.1 herkrijgen herkregen
imperative sing. herkrijg
imperative plur.1 herkrijgt
participles herkrijgend herkregen
1) Archaic. 2) In case of inversion.