Naar inhoud springen

Toendrarietgans

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Anser serrirostris)
Toendrarietgans
IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2009)
Toendrarietgans
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Anseriformes (Eendvogels)
Familie:Anatidae (Eendachtigen)
Geslacht:Anser (Grijze ganzen)
Soort
Anser serrirostris
Gould, 1852
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Toendrarietgans op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels
Video van grazende toendrarietganzen.

De toendrarietgans (Anser serrirostris) is een middelgrote tot grote gans die broedt in het noorden van Rusland. Sinds 2007 wordt deze gans als eigen soort gezien, maar dit is nog niet algemeen geaccepteerd. De toendrarietgans wordt nog vaak beschouwd als een ondersoort (Anser fabalis serrirostris) van de rietgans (Anser fabalis s.l.). De rietgans die bij de nieuwe indeling nog wel tot Anser fabalis wordt gerekend is de nauw aan de toendrarietgans verwante taigarietgans (Anser fabalis s.s.).[2][3][4]

De toendrarietgans is een trekkende soort die hoofdzakelijk overwintert in West-Europa, Centraal-Europa en Oost-Azië.[5]

De lengte van de toendrarietgans varieert 68 tot 90 cm, spanwijdte 140 tot 174 cm en het gewicht van 1,7 tot 4 kg. De snavel is zwart aan de basis en top, met een oranje streep over het midden; de poten en tenen zijn feloranje.

De bovenste vleugeldekveren zijn donkerbruin, zoals bij de kolgans (Anser albifrons), maar hij verschilt van deze soort door de aanwezigheid van een smalle witte rand om de veren.

Er is nog steeds geen consensus over de fylogenetische indeling van de toendrarietganzen. Er worden vooralsnog twee ondersoorten onderscheiden:

Status in Nederland

[bewerken | brontekst bewerken]

De toendrietgans is vooral een overwinteraar die voorkomt in akkerbouwgebieden in Drenthe en Groningen. Toendrarietganzen komen relatief laat (in december) en vertrekken vaak alweer in februari. De aantallen namen tussen 1960 en 1978 toe van enkele tientallen tot een gemiddelde van bijna 30.000 exemplaren in de winter van 1978/79. Gedurende de strenge winters in de jaren 1980 steeg het aantal tot gemiddeld boven de 30.000. Na een dip in de jaren 1990 nam het aantal weer toe en schommelt het aantal overwinteraars in het eerste decennium van de 21e eeuw zo rond de 40.000.[6]

Heel incidenteel broedt deze gans in Nederland, maar dit waren mogelijk aangeschoten vogels of vogels die ontsnapt waren uit gevangenschap.[7]