etappe
Uiterlijk
- etap·pe
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘afstand tussen twee rustpunten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1832 [1]
- Ontleend aan Frans étape [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | etappe | etappes etappen |
verkleinwoord | etappetje | etappetjes |
- een deel van een meerdaagse wedstrijd waarbij elke etappe een wedstrijd op zich is
- Naast de gewone etappes zijn er ook de bijzondere etappes zoals de proloog, de individuele tijdrit, en de ploegentijdrit in de Tour de France.
- ▸ Het is de vierde keer dat de Tour de berg aandoet, na etappes in 2012, 2014 en 2017.[4]
- rustpunt van een leger na een dagmars
- deel van een traject
- ▸ Zo zat er in elke doos ontbijt, lunch en avondeten, maar ook al mijn snacks, repen en noten voor onderweg en papieren landkaarten voor de volgende etappe, nieuw wc-papier en om de 700 kilometer een paar nieuwe schoenen.[5]
- Het woord etappe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "etappe" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "etappe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ etappe op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be