haben
Uiterlijk
- ha·ben
de haben m
- (Jiddisch-Hebreeuws) eerstgeboren zoon, in de uitdrukking pidjon haben
- Het woord 'haben' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
haben /ˈhaːbən/ |
hatte /ˈhatə/ |
(hat) gehabt /gəˈhaːpt/ |
volledig |
- Geluid: haben (hulp, bestand)
- Geluid: haben (hulp, bestand)
- Geluid: haben (hulp, bestand)
- IPA: /ˈhaːbən/, /ˈhaːbm̩/
- ha·ben
haben
Categorieën:
- Jiddisch-Hebreeuws in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Voorvoegsel ה in het Hebreeuws
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Woorden in het Duits
- Woorden in het Duits van lengte 5
- Werkwoord in het Duits
- Woorden in het Duits met audioweergave
- Woorden in het Duits met IPA-weergave
- Hulpwerkwoord in het Duits
- Overgankelijk werkwoord in het Duits