keuren
Uiterlijk
naamwoord van handeling | |
---|---|
zelfstandig | bijvoeglijk |
keuren | keurend |
keuring | gekeurd |
- keu·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
keuren |
keurde |
gekeurd |
zwak -d | volledig |
keuren
- overgankelijk zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets
- Zij werden eerst gekeurd voordat zij werden toegelaten.
|
1.zich een oordeel vormen over de waarde of deugdelijkheid van iets
de keuren mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord keur
- Het woord keuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "keuren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %