slaapt
Uiterlijk
- IPA: /slapt/
- slaapt
vervoeging van |
---|
slapen |
slaapt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slapen
- Jij slaapt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slapen
- Hij slaapt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van slapen
- Slaapt!
- Het woord slaapt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.