gezinscrisis
Uiterlijk
- ge·zins·cri·sis
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gezinscrisis | gezinscrisissen |
verkleinwoord |
de gezinscrisis v
- een noodsituatie binnen een gezin
- ▸ Met Helena's eetstoornissen keerde de gezinscrisis van het eerste jaar terug, maar erger deze keer, en onzekerder en onregelmatiger. Katarina dacht te begrijpen dat de existentiële angst van haar dochter te maken had met de kernramp van Tsjernobyl.[1]
- Het woord 'gezinscrisis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“De tweede doodzonde” (2020), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044645149