kruispunt
Uiterlijk
- kruis·punt
- samenstelling van kruis ww en punt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruispunt | kruispunten |
verkleinwoord | kruispuntje | kruispuntjes |
het kruispunt o
- (verkeer) een plaats waar twee of meer wegen elkaar kruisen, kruising, wegkruising
- Als u bij een kruispunt komt, slaat u links af en volgt u de borden.
- ▸ 'Op drukke dagen hadden we hier enorme files. Er stond zelfs een gendarme op een rond podiumpje het verkeer te regelen', zegt ze, wijzend op een totaal verlaten kruispunt. Velen hebben zowaar heimwee naar die legendarische files van volgepakte auto's die zich door smalle dorpsstraten wurmden.[1]
- (figuurlijk) een ogenblik waarop een belangrijke beslissing moet genomen worden, cruciaal moment
- Een kruispunt in het leven.
- [1] bajonetkruispunt
- [2] levenskruispunt
1. een plaats waar twee of meer wegen elkaar kruisen
- Het woord kruispunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kruispunt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Verkeer in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %